
Erika’s wedding
Iedere maand praten we met een Troost speler over acteren en wat dat voor die persoon betekent. Maak deze keer kennis met Erika Halink Schöler.
Hoe lang speel je ?
Och, mijn hele leven al. Ik was denk ik zes jaar toen ik op school in de klas een muisje speelde of met vriendinnetjes stukjes bedacht. Dat is daarna eigenlijk altijd zo gebleven. Alleen op het lyceum was er geen plaats voor, maar voor mij ook niet. Dus toen ik naar de Werkplaats in Bilthoven verschoof, maakte ik dankbaar gebruik van de mogelijkheden om te dansen en mee te spelen in musicals en andere stukken. Zelfs op de HEAO bleek een theatergezelschap te bestaan, waar ik dus auditie deed en ook na mijn studie nog een tijdje bleef hangen. De grote lijn door al die jaren was spelen, maken én kleding. Mijn moeder werd in heel wat voorstellingen verrast door haar eigen jurken, die ik vermaakt had tot van alles en voor iedereen.
Kleding bracht je ook bij Troost toch?
Ja, of eigenlijk nee. Ik kwam oorspronkelijk om te spelen in de voorstelling ‘Bea, polderkoningin’, maar daar moest ook enorm uitgepakt worden qua kleding. Bea was een stuk naar mijn lievelingsfilm ‘Priscilla, queen of the desert’, dus ik dacht die kleding wil ik wel doen met al die drag queens en kostuumwisselingen. Daarna ben ik wel weer gaan spelen hoor. En inmiddels dus al 15 jaar bij Troost.
Er zullen niet veel spelers zijn, die de schaduw in gaan om achter de naaimachine te zitten. Is het proces voor jou belangrijker dan spelen?
Nee. Niet per sé. Maar ik hoef niet ieder jaar een grote rol. Tijdens het maken van een voorstelling wordt het proces soms belangrijker. Zeker als het een grotere productie is: de chaos, de nodige afstemming, muziek, al die mensen, de lol in de groep, de kleding natuurlijk. Ik genoot altijd van het spelen bij de tramremise; dat was zo’n leuk proces met zangcoaches, de rommel op de locatie en de mensen van het trammuseum daar. Voor mij wordt het persoonlijke aandeel dan minder belangrijk dan het proces dat we samen doorlopen.
Wat betekenen theater en Troost in je leven?
Ik hou van theater – meer dan van film – omdat het zo ‘in your face is’. Als acteur biedt het de kans om even iemand anders te zijn, om je te verdiepen in andermans leven en situatie. Je treedt buiten jezelf, hoewel je jezelf in het spel natuurlijk altijd meeneemt. Het is een soort zelfonderzoek. Je vindt dingen bij jezelf die je niet wist. Laatst wees een regisseur me erop dat ik altijd mijn voorhoofd optrek als ik wat ga zeggen, dat doe ik dus in het dagelijkse leven ook. Ik had geen idee.
Wat was je mooiste rol in die 15 jaar?
Ik twijfel. In ‘De zee van binnen’ – naar de film ‘Mar Adentro’ – speelde ik een komische radioreporter die een volledig verlamde man wil steunen en hem uiteindelijk helpt met euthanasie. Een hele mooie rol, verdrietig en grappig tegelijk. In ‘Kasimir & Karoline’ speelde ik een vrouw die geslagen wordt door haar man en toch van hem blijft houden. Ze komt uiteindelijk toch alleen te staan en dan dient zich een nieuwe liefde aan. Na het verdriet kwam ook de liefde. En ze was ook weer grappig.
Is dat wat je in theater vindt de combinatie van humor en verdriet?
Humor is inderdaad wat ik opzoek, maar dat alleen is ook zo saai. Dus beweeg ik dan toch naar het melancholische. Dat vond ik ook zo mooi in ‘Priscilla’. Die film kwam uit op een moment in mijn leven dat ik zo klaar was met al dat geweld. Die film was gewoon fijn, die muziek ook. Lekker camp, daar hou ik ook van. En tegelijkertijd melancholisch. Het was een soort overwinning op het leven. Ook al zit alles tegen, dan kan het toch een feest zijn. Zo’n soort gevoel.
Wat zou je nog willen met theater?
Ik had natuurlijk altijd nog ‘Muriel’s Wedding’ willen spelen. Ik scheen ook op Muriel te lijken. Ik stelde het ieder jaar voor, maar het is er niet van gekomen. En nu ben ik te oud, want het gaat over een middelbareschoolmeisje, dat dromen heeft en zich los breekt van het keurslijf dat haar school, leeftijdgenoten en familie haar opleggen. Die fase ben ik wel voorbij. Ik heb inmiddels zelf twee kinderen van die leeftijd.
Je kinderen zijn ook actief bij Troost toch?
Mijn dochter Robijn helpt nu weer bij de kleding van de Jodenverraadsters, en wil misschien die richting wel op. En zij speelt inmiddels ook bij andere gezelschappen. Mijn zoon Timo speelde op zijn 10e in ‘Engelen in Amsterdam’ samen met mij en nog elf anderen. Dat was heel speciaal. Samen met je zoon spelen, die ieders teksten kende en al die mensen die ik leuk vond, ook leuk bleek te vinden. Onderdeel van een groep zijn is gewoon het allerfijnste. En de som der delen is altijd meer.